zondag 31 augustus 2014

Our trip to the Gambia: part 3 (the real African experience)

Om 5 uur ‘s morgens is er bij de familie Jammeh al heel wat te beleven. Tijdens de ramadan dan toch. We staan allemaal op om samen rijst met vis te eten en thee te drinken. Het ligt wat zwaar op de maag die vis wanneer je net bent opgestaan, maar de gezelligheid maakt veel goed. We zitten voor het huis met een paar zaklampen (want de elektriciteit is alweer uitgevallen) en iedereen praat met elkaar.

Pullo en haar zoontje
Mama zet de thee op, papa en de kinderen beginnen meteen te eten. We eten net zolang als het gebed weerklinkt vanuit de moskee. Nog snel een gebed voor we weer naar bed gaan en dan is het wachten tot 19u40 om opnieuw te eten. Ik moet wel toegeven dat we dit niet altijd konden. Niet dat we daar honger hadden met temperaturen boven de 35°C, maar de mama maakte zo veel en zo lekker eten voor ons klaar dat we dat niet konden afslaan.

Na het eten ruimen we nog even op en dan gaan we weer slapen. Of dat proberen we toch, want dat is niet zo gemakkelijk wanneer het bloedheet is onder het muggennet. Toch kan en mag ik echt niet klagen; we hadden nog grote luxe bij Pullo in tegenstelling tot andere families in het dorp.


Pullo’s familie had een echt stenen huis, met 3 kamers! Ze hadden zelfs een kleine koelkast met diepvriezer. Elke avond vulde oma, tante en mama zakjes water om in de diepvriezer te steken. De volgende dag konden mensen uit de buurt zakjes komen kopen om hun etenswaren koel te houden. Dit was voorlopig de enige bron van inkomsten voor het gezin nu mama net was bevallen en ze dus niet kon gaan werken.

Mussa, de papa, had geen werk. ’s Avonds tussen de thee en de rijst heb ik er met hem eens een gesprek over gehad. Hij zei me dat er voor de inwoners van Gambia gewoon niet genoeg werk is. Het aantal werklozen is enorm en het inkomen van diegenen die wel werken is bijzonder laag. Naar mijn mening doet de overheid ook weinig om hier echt iets aan te veranderen of om werk te stimuleren…

De familie was arm, maar had het nog goed in vergelijking met de buurt. Volgens Mussa zijn de familie en hij toch rijker dan wij, Europeanen. Hij heeft misschien niet zo veel geld als hij zou willen, maar familie en vrienden maken veel goed. Nu klink ik wel heel cliché, maar ik kan het op geen andere manier beter uitdrukken. Zoals velen zeggen moet je er geweest zijn om die ervaring te delen.


Na de gezellige avond besliste Mussa, de papa, dat het tijd was voor onze Afrikaanse namen. Het is de gewoonte om gasten ook een Afrikaanse naam te geven. Zo zijn ze nog en beetje meer deel van de familie. De naam die je krijgt, is de naam van iemand uit de familie. Rohuey is mijn naam! Zo heette de zus van Pullo en zo ben ik toch ook een beetje haar zus.


Our trip to the Gambia: part 2 (we are all humans)

Na mijn eerste bericht weet ik wel zeker dat het onmogelijk zal zijn om alles te rapporteren dat ik heb meegemaakt in the Gambia. Ik heb dan maar beslist om enkel de absolute hoogtepunten mee te delen (die ook wel talrijk zijn). Hiermee zal ik jullie hopelijk al genoeg warm maken om er zelf eens naartoe te gaan of om een project te steunen.

Op een morgen zijn we een kerk gaan bezoeken. Ja, een echte gospelkerk! Gambia is wel grotendeels islamitisch, voor 90% ongeveer. 9% van de bevolking is christelijk en dat deel gaat ook echt naar de kerk. Anders dan in België kan je er gewoon binnenwandelen wanneer het je uitkomt. Iedereen komt en gaat tijdens de dienst. Wanneer je er dan bent, neem je ook echt deel aan de viering.

Tijdens de inspirerende speech staat iedereen mee te roepen, te dansen en te juichen. Onze groep werd zelfs uitgenodigd om deel te nemen aan een introductieles. Als nieuwelingen kregen we applaus en werden we naar een achterkamertje geleid voor een gesprek. We kregen een drankje en sommigen kregen zelfs een cd! Toen we weer naar buiten gingen, werden we ook nog uitgenodigd voor de volgende sessie. Iedereen is er welkom en mag altijd komen aankloppen.

Ook al ben ik zelf helemaal niet gelovig, toch werd ik geraakt door de sfeer en de gastvrije mensen. Het gaat er dan ook helemaal anders aan toe dan hier wat betreft geloof. De moslims en christenen komen goed overeen en kunnen echt samen leven.

Doordat we daar waren tijdens de ramadan waren, werden de verschillen tussen moslims, andersgelovigen en niet-gelovigen wel duidelijker, maar dit maakte de samenleving niet moeilijker. Alleen daarom zou ik er wel kunnen wonen. Iedereen heeft dezelfde problemen en die kunnen we beter samen aanpakken. Een verschil in levensvisie maakt ons nog niet tot andere mensen.


Our trip to the Gambia: part 1

5 juli 2014, 13u30. Het uur van vertrek! We gaan op inleefreis naar Gambia met een groep van 10 meisjes. Gambia is een minilandje in Senegal, in het Westen van Afrika. Het land is eigenlijk opgebouwd langs een rivier, de Gambiarivier. De hoofdstad is Banjul, het is een republiek en de staatsgodsdienst is de Islam. Dat is wat Wikipedia in het kort zegt over Gambia. Maar Gambia is veel meer dan dat alleen. Het is een land van subtropische warmtes, armoede en vooral heel gastvrije mensen.

Bij aankomst op de luchthaven van Banjul denk ik al “Dit ga ik nooit overleven!”. Hoewel het bijna middernacht is, is de warmte drukkend en zweetdruppels beginnen zich schaamteloos te vormen op mijn gezicht. Toch ben ik enthousiast en benieuwd naar wat mij allemaal te wachten staat.

Dag twee is meteen een drukke dag in ons programma. De eerste stop van het busje is bij een ziekenhuis. Dit ziekenhuis met materniteit draait helemaal op de goodwill van de verpleegsters. Ze worden amper betaald voor al het werk dat ze doen en van de overheid moeten ze ook al niet veel verwachten. Ook al is de kans op infectie bijzonder groot, toch riskeren ze elke dag hun leven voor dat van anderen. Dit klinkt misschien cliché, maar het is helemaal niet vanzelfsprekend wat ze daar allemaal doen.

Terwijl wij een rondleiding krijgen door het gebouw, wordt de rij wachtenden alsmaar langer. Kinderen, ouderen, zwangere vrouwen, iedereen wacht op een afspraak. Bij de materniteit zien we pas echt hoe het er aan toe gaat. Vrouwen bevallen er aan de lopende band, soms met twee op een bed terwijl de verpleegsters van de ene naar de andere lopen om ze te gaan bevrijden van de baby. De jonge mama moet zelf voor al het steriele materiaal zorgen en pas wanneer het echt zo ver is, mag ze roepen op de verpleegster. Bij gebrek aan handschoenen doen ze het maar zonder in de hoop geen ziekte op te lopen. Die verpleegster zijn hier dus echte helden!

Na de bevalling heeft de mama zes uur tijd om op adem te komen; dan moet ze naar huis om te voorkomen dat de baby of zij een infectie opdoet. Wanneer ze dan thuiskomt (vaak na een paar uur wandelen) kan ze weer beginnen aan haar dagdagelijkse taken. Voor ons klinkt dit surrealistisch en daar is het leven zo. Zijn wij dan echt softies geworden? Of zijn wij gewoon verwend door de maatschappij? Ik ben daar geen enkele vrouw tegengekomen die klaagde over haar situatie. Ze zijn opgegroeid in die cultuur en willen gewoon een goede mama en vrouw zijn; dit is het hoogste doel in hun leven.

We lopen nog even langs de consultatiekamers en de apotheker. Bij de apotheker staat er maar een rek, waarop er een paar grote potten staan. Dit is alles waar ze het moeten mee doen… De patiënt krijgt maar een bepaald aantal pilletjes mee en dan is het nog hopen dat hij ze zal innemen.


We lopen het plein af naar de busjes en worden aangeklampt door kinderen en ouderen. Ze hopen ook van deze “toubabs” (witten) iets te krijgen. Het geeft mij een ongemakkelijk gevoel omdat ik niet aan iedereen iets kan geven. Ik lijk wel een indringer in hun leven, iemand die even komt kijken hoe het er aan toegaat en dan weer vertrekt naar zijn zorgeloze leventje (wat het eigenlijk ook gewoon is).

Voor een eerste activiteit kon dit wel tellen! En dan is het nog maar net middag op onze tweede dag in Gambia. Voor de namiddag staat er nog een bezoek op het programma. We gaan naar de Swallowschool. Dit is een lagere school, opgericht door een Belgische organisatie.


Als we de schoolpoort binnenstappen, zien we al meteen dat deze kinderen het goed hebben. Alles is mooi geschilderd, er zijn echte klaslokalen, de kinderen dragen een uniformpje en ze hebben speelgoed: het is echt een droomschool! Ze leren er Engels lezen en schrijven vanaf vier jaar en worden opgevolgd tot het vierde middelbaar. Het is een prachtig initiatief en daarom steunen we dit ook graag!

Op het einde van de dag maken we dan kennis met onze gastfamilie. Pullo wordt nu even onze mama en Mussa onze papa. Opeens worden we omringd door nog wel tien familieleden en worden we helemaal opgenomen in het gezin. De eerste dag gaat nog wat stroef; ze behandelen ons eerder als prinsesjes dan als familie… Maar na een dag en een goed gesprek hebben we wel duidelijk kunnen maken dat we gewoon willen doen zoals zij. Buiten onze huidskleur is er niets dat ons anders maakt!