Bij
aankomst op de luchthaven van Banjul denk ik al “Dit ga ik nooit overleven!”.
Hoewel het bijna middernacht is, is de warmte drukkend en zweetdruppels
beginnen zich schaamteloos te vormen op mijn gezicht. Toch ben ik enthousiast
en benieuwd naar wat mij allemaal te wachten staat.
Dag twee
is meteen een drukke dag in ons programma. De eerste stop van het busje is bij
een ziekenhuis. Dit ziekenhuis met materniteit draait helemaal op de goodwill
van de verpleegsters. Ze worden amper betaald voor al het werk dat ze doen en
van de overheid moeten ze ook al niet veel verwachten. Ook al is de kans op
infectie bijzonder groot, toch riskeren ze elke dag hun leven voor dat van
anderen. Dit klinkt misschien cliché, maar het is helemaal niet vanzelfsprekend
wat ze daar allemaal doen.
Terwijl
wij een rondleiding krijgen door het gebouw, wordt de rij wachtenden alsmaar
langer. Kinderen, ouderen, zwangere vrouwen, iedereen wacht op een afspraak.
Bij de materniteit zien we pas echt hoe het er aan toe gaat. Vrouwen bevallen
er aan de lopende band, soms met twee op een bed terwijl de verpleegsters van
de ene naar de andere lopen om ze te gaan bevrijden van de baby. De jonge mama
moet zelf voor al het steriele materiaal zorgen en pas wanneer het echt zo ver
is, mag ze roepen op de verpleegster. Bij gebrek aan handschoenen doen ze het
maar zonder in de hoop geen ziekte op te lopen. Die verpleegster zijn hier dus
echte helden!
Na de
bevalling heeft de mama zes uur tijd om op adem te komen; dan moet ze naar huis
om te voorkomen dat de baby of zij een infectie opdoet. Wanneer ze dan
thuiskomt (vaak na een paar uur wandelen) kan ze weer beginnen aan haar
dagdagelijkse taken. Voor ons klinkt dit surrealistisch en daar is het leven zo.
Zijn wij dan echt softies geworden? Of zijn wij gewoon verwend door de
maatschappij? Ik ben daar geen enkele vrouw tegengekomen die klaagde over haar
situatie. Ze zijn opgegroeid in die cultuur en willen gewoon een goede mama en
vrouw zijn; dit is het hoogste doel in hun leven.
We lopen
nog even langs de consultatiekamers en de apotheker. Bij de apotheker staat er
maar een rek, waarop er een paar grote potten staan. Dit is alles waar ze het
moeten mee doen… De patiënt krijgt maar een bepaald aantal pilletjes mee en dan
is het nog hopen dat hij ze zal innemen.
We lopen het plein af naar de busjes en worden
aangeklampt door kinderen en ouderen. Ze hopen ook van deze “toubabs” (witten)
iets te krijgen. Het geeft mij een ongemakkelijk gevoel omdat ik niet aan
iedereen iets kan geven. Ik lijk wel een indringer in hun leven, iemand die
even komt kijken hoe het er aan toegaat en dan weer vertrekt naar zijn
zorgeloze leventje (wat het eigenlijk ook gewoon is).
Voor een
eerste activiteit kon dit wel tellen! En dan is het nog maar net middag op onze
tweede dag in Gambia. Voor de namiddag staat er nog een bezoek op het
programma. We gaan naar de Swallowschool. Dit is een lagere school, opgericht
door een Belgische organisatie.
Als we
de schoolpoort binnenstappen, zien we al meteen dat deze kinderen het goed
hebben. Alles is mooi geschilderd, er zijn echte klaslokalen, de kinderen
dragen een uniformpje en ze hebben speelgoed: het is echt een droomschool! Ze
leren er Engels lezen en schrijven vanaf vier jaar en worden opgevolgd tot het
vierde middelbaar. Het is een prachtig initiatief en daarom steunen we dit ook
graag!
Op het einde van de dag maken we dan kennis met
onze gastfamilie. Pullo wordt nu even onze mama en Mussa onze papa. Opeens
worden we omringd door nog wel tien familieleden en worden we helemaal
opgenomen in het gezin. De eerste dag gaat nog wat stroef; ze behandelen ons
eerder als prinsesjes dan als familie… Maar na een dag en een goed gesprek
hebben we wel duidelijk kunnen maken dat we gewoon willen doen zoals zij.
Buiten onze huidskleur is er niets dat ons anders maakt!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten