Om eens buiten onze vertrouwde zone van de familie te
komen, trokken we naar het ecotourism camp, Tumani Tenda. Ecotourism betekent
hier dat het kamp helemaal is opgebouwd zoals de village, wordt onderhouden
door de village en hiermee dan ook de village sponsort. De medewerkers van het
kamp doen dit als vrijwilligers terwijl het geld naar projecten van het dorp
gaat, zoals de school, de bakkerij en de boerderij.
Na aankomst doken we meteen in het prachtige meer. Het
leek wel of je in een postkaart aan het zwemmen was. Het uitzicht was wijds, de
omgeving rustig en vredig. Buiten het geluid van de krabbetjes was het tussen
de mangroves zalig stil. Een momentje om nog lang te herinneren.
Lang genoeg gerust; nu moeten we terug in actie schieten.
De medewerkers van het ecotourism camp hebben een village tour voor ons geregeld.
Voor we vertrekken moeten we enkel nog een paar woordjes in de plaatselijke
taal, het Djolla, leren. Djolla is de Afrikaanse taal die het minst gesproken
wordt in Gambia en dan vooral door de oudere bevolking.
Naast Djolla wordt ook Wollof en Mandinka gesproken. Ondanks
de kleine omvang van het landen en de veel verschillende talen, kan iedereen
elkaar wel begrijpen! De meeste Gambianen spreken dan ook meerdere talen. De officiële
taal van Gambia is Engels, maar de talen van de straat zijn gewoon de
Afrikaanse.
-
“Kasumai?” “Kasumai keb”
-
“Kasinde” “Kokubo
-
“Babedjijalo?” “E!”
Hier zie je de dialoog die we tot wel tien keer hebben
herhaald alvorens de dorpsoudste te ontmoeten. Ik was wel een beetje
zenuwachtig voor deze ontmoeting. In dit dorp is zo een ontmoeting best wel
gewichtig. Die man is burgemeester, politieman, rechter en raadgever in mekaar;
een heel belangrijk man dus. Iedereen die het dorp bezoekt, moet bij hem
langsgaan. Zo weet hij wat er allemaal gebeurt in zijn dorp.
We mogen plaatsnemen voor zijn huis. Hij komt naar buiten
en ziet er best wel impressionant uit (hij is immers een groot man voor het
dorp). Ieder om de beurt mogen we hem de hand schudden en ons dialoogje
aframmelen. Ik denk wel dat de man ook onder de indruk was door ons
Djolla-talent.
Hij vertelde ons dat hij jaren geleden samen met zijn
vader naar het land gekomen was waar nu het dorp is. Daar hebben ze het dorp
van de grond opgebouwd. Nu is hij ongeveer 90 jaar (ja, zijn precieze leeftijd
is een raadsel) en is nog altijd de leider van het dorp.
We zagen dat hij heel fier was op de verwezenlijkingen van
de laatste jaren in het dorp. Zo was hij heel enthousiast over de koeien die ze
recentelijk hadden ingezet als lastdieren. Ik kon mijn oren niet geloven! Gebruiken
ze dat bij ons al niet sinds 100 jaar?! Daarnaast hadden ze ook net één auto
kunnen kopen. Daarmee is ziekenhuisbezoek wel een stukje gemakkelijker
geworden.
Geraakt door de sympathie en levenskracht van de
dorpsoudste gaan we terug naar het kamp om nog een avondje te genieten van de
Afrikaanse sfeer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten